De industriële revolutie (die rond 1750 in Engeland begon) zorgde ervoor dat ambachtelijke productie plaatsmaakte voor machines. Daardoor groeide de behoefte aan energie. Vooral na 1870 zijn we op steeds grotere schaal aardolie, steenkool en aardgas gaan verbruiken. Aanvankelijk vooral voor de industrie, maar steeds vaker ook voor het verwarmen van onze huizen en om ons te verplaatsen. Het gevolg is dat we de afgelopen eeuwen enorme hoeveelheden extra CO2 in de atmosfeer hebben gebracht. CO2 is een broeikasgas en draagt flink bij aan de verandering van het klimaat.
Als we CO2-neutraal wonen, werken, reizen en produceren, stoten we per saldo geen CO2 uit. In de praktijk kan dat alleen door fossiele brandstoffen te vervangen door duurzame energie (wind, water, zon).
De termen CO2-neutraal, klimaatneutraal en energieneutraal worden vaak door elkaar gebruikt, maar ze betekenen niet hetzelfde.
Een woning die energieneutraal is, wekt over een heel jaar dezelfde hoeveelheid energie op als wat er in en om het huis aan energie wordt verbruikt. In Nederland kan dat alleen met een aansluiting op het elektriciteitsnet, doordat het nog niet mogelijk is om stroom efficiënt en voor langere tijd op te slaan. Zonnepanelen produceren in het voorjaar en de zomer veel energie en leveren die terug aan het net. In de winter en de herfst is de productie onvoldoende en is er elektriciteit ‘van buiten’ nodig. Een energieneutrale woning noemen we ook wel een nul-op-de-meter-woning.
Is een woning (of een ander gebouw) klimaatneutraal, dan wordt er uitsluitend energie verbruikt die afkomstig is uit duurzame bronnen. Een klimaatneutrale woning is dus niet per definitie óók energieneutraal.