Sinds 2002 ben je werkzaam voor Remeha. Was duurzaamheid toen al een belangrijk onderwerp?
‘In alle eerlijkheid: nee. Groei was onze voornaamste doelstelling. In de jaren daarna ontstond al snel het besef dat ook andere zaken onze aandacht verdienden. Het eerste tastbare bewijs daarvan was de eVita, een micro-wkk die we in 2008 op de markt brachten. Dat systeem wekte elektriciteit op met behulp van gas – want gas werd toen nog als een min of meer duurzame brandstof gezien. Dat was het moment waarop ik me realiseerde dat we elektriciteit met nieuwe technieken konden gaan produceren. Maar dat we op een andere manier met de aarde moesten omgaan, was me al lang daarvoor duidelijk geworden. Ik ben een kind van de jaren zestig en zat op de middelbare school in de jaren zeventig. Wij lieten ons meevoeren door een behoorlijk linkse wave, maar we hadden een wiskundeleraar, Doornbos, die -in zijn eigen woorden- voor het maatschappelijk tegenwicht zorgde. In een driedelig pak en vaak gewapend met een grote sigaar besprak ‘Dobo’, zoals wij hem noemden, met ons het rapport van de Club van Rome: De grenzen aan de groei. In die lessen op de middelbare school kreeg ik voor het eerst het inzicht dat de grondstoffen die we op aarde hebben, op kunnen raken. Het idee dat het met onze energievoorziening helemaal anders moet, daarvoor werd het zaadje toen al geplant.’